Regenwormen – soorten en aantallen in conventionele en natuurvriendelijke veenweiden


Samenvatting van artikel: ‘Intraspecific trait shift reflects earthworm response to land-use intensification in peat grasslands’ – Woudstra et al. (2025) – aangeboden aan tijdschrift Applied Soil Ecology

Letterlijke vertaling: “Verschuiving in de eigenschappen-waarde van regenwormen als reactie op intensivering van graslandgebruik in veenweiden”

Veengronden in Nederland zijn ecologisch waardevol en leveren belangrijke diensten, zoals koolstofopslag, schoon water en biodiversiteit. Door conventioneel landgebruik, zoals het gebruik van veel meststoffen, lage waterstanden en frequent maaien, staan deze gebieden onder druk – met verdroging, bodemdaling en afname van biodiversiteit tot gevolg. Regenwormen spelen een sleutelrol in de bodem: ze verbeteren de structuur, bevorderen de afbraak van organisch materiaal en vormen een belangrijke voedselbron voor weidevogels. Toch is er weinig bekend over hoe regenwormen reageren op conventioneel landgebruik in veengebieden.

In dit onderzoek zijn 19 weilanden in een veenweidegebied bij Spaarnwoude in Noord-Holland onderzocht. We bestudeerden hoe verschillen in graslandbeheer, bodemeigenschappen en de samenstelling van de vegetatie de regenwormgemeenschappen beïnvloeden. Aan de hand van satellietgegevens (S2REP, een maat voor de groenheid van het gras) is het niveau van landgebruik vastgesteld. Voor elk weiland is de soortenrijkdom, het totaal aantal regenwormen, hun totale biomassa, en hun gemiddelde lichaamsgrootte gemeten.

Belangrijkste bevindingen:

  • Het aantal verschillende soorten regenwormen was in alle weilanden gelijk, ongeacht het type beheer.
  • In conventionele weilanden met een hogere grasopbrengst vonden we meer regenwormen en een hogere biomassa.
  • De gemiddelde lichaamsgrootte van regenwormen was kleiner bij conventioneel landgebruik.
  • Het aandeel jonge regenwormen was gelijk tussen de weilanden, wat erop wijst dat de geringere lichaamsgrootte in conventionele graslanden het gevolg is van groeibeperkingen en niet komt door een sterkere verjonging.
  • De regenwormgemeenschappen werden gedomineerd door algemene soorten die goed bestand zijn tegen verstoring.
  • Veranderingen in de soortensamenstelling bleken vooral samen te hangen met het zoutgehalte van de bodem, en niet met het landgebruik.

Hoewel conventioneel beheerde weilanden meer regenwormen bevatten, zijn deze wormen dus gemiddeld kleiner. Kleinere wormen dragen mogelijk minder bij aan bodemverbetering en de voedingsstoffenkringloop. Ook kunnen ze minder voedzaam zijn of lastiger bereikbaar voor weidevogels, vooral als de bodem in de zomer uitdroogt. De gebruikte satellietindex (S2REP) bleek een goede indicator voor grasproductie en voor veranderingen in regenwormaantallen en lichaamsgrootte. Deze index voorspelde echter niet het aantal soorten of de samenstelling van de regenwormgemeenschappen.

Wat betekenen deze gegevens: Conventioneel landgebruik beïnvloedt regenwormgemeenschappen in veenweides vooral via veranderingen in hun aantallen en eigenschappen zoals lichaamsgrootte, en minder via veranderingen in soortenrijkdom. De verschuiving naar kleinere, verstoringstolerante soorten kan gevolgen hebben voor bodemgezondheid en de beschikbaarheid van regenwormen als voedselbron voor vogels. Het gebruik van eigenschappen, zoals lichaamsgrootte, biedt waardevolle extra informatie naast traditionele maten, en draagt bij aan een beter begrip hoe bodembiodiversiteit reageert op landbouwpraktijken, en hoe we deze kennis kunnen gebruiken voor duurzaam beheer van veengebieden.