Doelstellingen


Doel van het onderzoek

Doel 1: VeenVitaal onderzoekt effecten van ingrepen in het landschap die veenweiden toekomstbestendig maken, met positieve effecten op biodiversiteit, en alternatieve verdienmodellen die deze ingrepen faciliteren.

Doel 2: VeenVitaal zal een integrale set objectieve, eenvoudige, betrouwbare indicatoren (KPIs) onderbouwen of doorontwikkelen die gezamenlijk de mate van biodiversiteit- en systeemherstel aangeven en monitoren.

Doel 3: VeenVitaal maakt huidige verdienmodellen van diverse actoren in de keten inzichtelijk, en toetst nieuwe economische rendabele verdienmodellen die ingrepen in het landschap voor biodiversiteit- en systeemherstel faciliteren.

Verwachte doorbraken

  1. Kennis over effecten van ingrepen in natuurgebieden en boerenbedrijf op biodiversiteit en andere ecosysteemfuncties op perceelniveau, en inzicht in ruimtelijke heterogeniteit in diversiteit en ecosysteemfuncties;
  2. Opschaling van lokale biodiversiteit en ecosysteemwaarden naar regionale biodiversiteit door koppeling van percelen o.b.v. een landschapskwaliteitsindicator en middels remote-sensing;
  3. Definiëring van essentiële en objectieve KPI’s (effectindicatoren voor langdurige monitoring van biodiversiteit en ecosysteemfuncties na ingrijpen in het landschap) veenweidegebied voor boer, beleid en bestuur;
  4. Kennis over verdieneffecten van ingrepen op boerenbedrijf en van mogelijke financiële prikkels op oude en nieuwe verdienmodellen in de veehouderij.
  5. Afwegingskader ingrepen in landschap en sturing op doelen (KPIs) in plaats van regelgeving o.b.v. inzichten in effecten op biodiversiteit, verdienmodellen en overige regionale en nationale maatschappelijke opgaven;
  6. Plan van aanpak voor coördinatie van financiële prikkels voor boeren van banken, markt en overheden, op basis van KPI’s biodiversiteit, ecosysteemfuncties en rendabele verdienmodellen.
  7. Ondersteuning en verdere invulling van bestaande initiatieven om te komen tot duurzaam landgebruik.

Monitoring van biodiversiteit

VeenVitaal neemt een vingerafdruk van de biodiversiteit op perceelniveau. Hiervoor gebruik we reeds beschikbare data, aangevuld met metingen. Hiermee kwantificeren we de biodiversiteit van land, water en/of lucht op alle percelen, afhankelijk van het beheer van of de ingreep in het landschap.

  1. Bodem: Regenwormen en emelten zorgen voor bodemstructuur en strooiselafbraak en worden verzameld uit grond. Loopkevers, pissebedden, miljoenpoten en spinnen worden verzameld met potvallen. Mestkevers/ en vliegenlarven verzameld uit random-geselecteerde koeienvlaaien. Alle soorten worden geteld, op naam gebracht, afmeting en gewicht worden gemeten. Dichtheden van Noordse woelmuis, een kwaliteitsindicator van laagveen, meten we d.m.v. keutel-eDNA en de VNI-index.
  2. Land: voor insect-monitoring (samenstelling en biomassa) zetten we plakvallen, malaisevallen en automatische cameravallen met herkenningssoftware in. Akoestische monitoring wordt ingezet om diversiteit aan zingende vogels, vleermuizen en roepende insecten te meten m.b.v. herkenningssoftware. Nachtvlinders, het hoofdbestanddeel van het vleermuizen-dieet, worden met Led-lichtvallen gevangen, gefotografeerd en gedetermineerd met behulp van herkenningssoftware en literatuur.
  3. Water: Identificatie van alle ongewervelden en vissen zal plaatsvinden d.m.v. eDNA-merkers. De soortensamenstelling van dansmuggen (eDNA) is een goede indicator voor waterkwaliteit. Dansmuggen vormen het merendeel van de watergebonden biomassa en zijn een cruciale voedselbron voor vis (larven) en weidevogels (msn juvenielen, te bemonsteren met emergentie-vallen).

De bio-vingerafdruk  wordt gerelateerd aan een ecotheek, een database met eigenschappen van soorten die aanpassingen aan hun leefomgeving indiceren (zoals afmeting, dieet, tolerantie voor klimaatfactoren).

Het meten van ecosysteem-processen

VeenVitaal neemt een systeem-vingerafdruk op perceelniveau. Hiervoor gebruik we reeds beschikbare data, aangevuld met metingen. Vegetatie-diversiteit en structuur worden reeds gemonitord. De systeem-vingerafdruk, die naast vegetatie ook informatie over geo-chemie en broeikasgasemissie bevat, wordt gerelateerd aan vegetatie-eigenschappen die met remote sensing worden gemeten. VUA heeft een model ontwikkeld en getest dat de relatie tussen planten-diversiteit, plant-eigenschappen en landgebruik enerzijds en CH4-emissie anderzijds beschrijft. Als deze relaties vastgelegd zijn, is relatief eenvoudig

  1. de richting aan te geven die de samenstelling van plant en dier uitgaan bij een verandering in beheer,
  2. waardoor de effectiviteit van ingrepen op herstel biodiversiteit en systeemprocessen is te bepalen,
  3. en dit herstel te monitoren is door met kennis gefundeerde KPIs.

Het operationeel maken van een dergelijk systeem is het belangrijkste doel van WP1-2 en levert input aan verdienmodellen waarbij boeren worden beloond voor geboekte resultaten op geselecteerde KPIs (WP3). Hiermee leveren wij een belangrijke bijdrage aan de benodigde input en onderbouwing voor de Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij.

De zes onderzoekspakketen

Werkpakket 1: Monitoren van effect van ingrepen in het (agrarisch) landschap op biodiversiteit, soort-eigenschappen en KPIs

Het doel van dit WP is het afnemen van een vingerafdruk van de biodiversiteit op perceelniveau, het duiden van de reactie van diversiteit en indicatorgroepen op de genomen ingrepen in het landschap aan de hand van soort-eigenschappen en het onderbouwen of doorontwikkelen van kwantitatieve KPIs voor biodiversiteitsverhoging.

Werkpakket 2: Monitoren van effect van ingrepen in het (agrarisch) landschap en verandering in lokale biodiversiteit op ecosysteem processen en KPIs

Het doel van dit WP is het afnemen van een vingerafdruk van het ecosysteem op perceelniveau, het duiden van de reactie van ecosysteemprocessen op ingrepen in het landschap, op verandering in biomassa van soortgroepen, hoe deze variabelen biodiversiteit beïnvloeden en het onderbouwen van kosteffectieve KPIs voor systeem herstel.

Werkpakket 3: Heterogeniteit in (agrarisch) landgebruik en het effect van ecosysteemherstel op weidevogels, vleermuizen en Noordse woelmuis

Doel van dit WP is het in kaart brengen van het landgebruik door deze inconische soorten, en een wetenschappelijke onderbouwing en doorontwikkeling van een regionale landgebruikindicator op basis van remote-sensing satellietbeelden. KPIs gebaseerd op een combinatie van hydrologie, vegetatiestructuur en deze soorten zijn tevens geschikt om via de landgebruik indicator regionaal beheer en regionale biodiversiteit kosteneffectief te monitoren.

Werkpakket 4: Sturen op verschillende KPIs: effecten op rendabele verdienmodellen en ingrepen in de (agrarisch) landbeheer

Het doel van dit WP is het meten van de effecten van sturing op diverse KPIs op ingrepen bij veehouderijen in de regio, op gevolgen voor biodiversiteitsherstel en maatschappelijke opgaven. Met een te ontwikkelen model genereren we toekomst- scenario’s voor de regio, met inzicht in effecten op en uitwisseling tussen regionale en maatschappelijke opgaven.

Werkpakket 5: Effect van ingrepen op ecosysteemdiensten en opschaling van effecten naar maatschappelijke opgaven

Het doel van dit WP is het vertalen van ingrepen in het (agrarisch) landschap in ecosysteemdiensten, de ontwikkelen van ecosysteemdienst-modellen voor veenweidegebieden en in kaart brengen van uitwisseling tussen effecten van ingrepen bij veehouderij op diverse regionale en maatschappelijk opgaven. Opschaling naar het nationaal niveau.

Werkpakket 6: Kennisbenutting door boer, beheerder, bestuurder en bezorgde burger

Het doel van dit WP is de kennis uit WP1-5 te integreren en te verbinden en de doelgroepen te informeren, adviseren en onderwijzen over natuur-inclusief land gebruik om de uitdagingen in Laag-Holland het hoofd te bieden.