Tweede consortiumbijeenkomst


Vrijdag 6 oktober stond in het teken van de tweede consortiumdag van het VeenVitaal-project. Ruim 45 deelnemers, vanuit een grote verscheidenheid aan aanwezige partner-organisaties, kwamen bijeen om verder na te denken over de uitdagingen die in het veenweidegebied spelen of op ons afkomen. Op de agenda stond in de ochtend een discussie over gebiedsprocessen, de eerste resultaten uit het onderzoek naar de effecten van natuurinclusieve oevers op biodiversiteit en bodemprocessen, gezenderde grutto’s en landschapswaardering. In de middag een discussie over te nemen ingrepen in het landschap waar we in 2024 ons onderzoek op zullen concentreren en een excursie naar natte teelten in het Zuiderveen.

Gebiedsprocessen

Het oplossen van vraagstukken in veenweiden, zoals stikstofdepositie, herstel biodiversiteit maar ook de adaptatie aan klimaatverandering wordt vaak opgehangen aan gebiedsprocessen. Maar wat zijn dit nu precies? Wat is bepalend voor een gebiedsproces en de ruimtelijk schaal van het begrensde gebied? Is dit begrip voor iedereen hetzelfde? En hoe brengen we de verschillende perspectieven en ruimtelijke schalen bij elkaar?

In zes groepen van zeven deelnemers zijn deze vragen besproken. De groepen bestonden uit een doorsnede van de VeenVitaal-partners. Iedere deelnemer tekende op een grote satellietkaart van het gebied zijn/haar favoriete gebiedsproces in en legde uit waarom juist dit gebied, de reden van de begrenzing en wat er zoal speelt in het gebied. Dit leverde zeer waardevolle inzichten op. We gaan de discussies verder uitwerken.

Onderzoek

Tijdens de bijeenkomst werden de eerste voorlopige resultaten gepresenteerd van het onderzoek uitgevoerd in 2023. De getoonde resultaten waren door de presentatoren snel maar overzichtelijk bij elkaar gezet, de onderzoeksdata waren nog nauwelijks droog. Lianne Woudstra (PhD VU) trapte af met een presentatie over de invloed van natuurvriendelijke oevers op de biodiversiteit van regenwormen, loopkevers en veenmollen. Meest opvallende resultaat is dat de invloed afhankelijk is van de diergroep waar je naar kijkt; wat goed is voor de een is niet per se goed voor de ander. Ook zie je soms geen effecten op soortenrijkdom, maar wel op soortensamenstelling. Sanne Bethe (PhD VU) was de tweede spreekster met een verhaal over koolstof in natuurvriendelijke oevers. Zij presenteerde de eerste voorzichtige resultaten over de opbouw en afbraak van koolstof in de oever, alsmede de uitstoot van CO2. Wat uit beide presentaties naar voren komt is het feit dat het hoge vochtgehalte in de natuurvriendelijke oever bepalend is voor wat we meten aan biodiversiteit en bodemprocessen.

De derde spreker was Roeland Bom (Postdoc RUG) met een interessant verhaal over het landgebruik van grutto’s in het onderzoeksgebied en daarbuiten. Er zijn 10 grutto’s van een mini-satellietzender voorzien waarmee hun landgebruik op perceelniveau gevolgd kan worden. Dit geeft waardevol inzicht over met name het gebruik van grasland door oudervogels met jongen.

De serie werd afgesloten door Bep Schrammeijer (Postdoc VU) met een inventarisatie van landschapsbeleving door recreanten en bewoners. Haar studenten hebben via het afnemen van interviews in het onderzoeksgebied gevraagd wat zij in het landschap als waardevol ervaren. Voorzichtige eerste conclusie is dat het open landschap, en de aanwezigheid van dieren, door menigeen als zeer aantrekkelijk wordt ervaren. Bewoners vinden het belangrijk dat een balans wordt gezocht tussen de belangen van de natuur en de boer, maar lijken zich niet bewust van de problemen rondom biodiversiteit en waterkwaliteit. De eerstvolgende consortiumbijeenkomst, voorjaar 2024, zal in het teken staan van een meer uitgebreide presentatie van de onderzoekresultaten behaald in 2023 en wat we me met deze informatie kunnen.

Ingrepen

Het onderzoek in 2023 stond in het teken van de invloed van het type van slootoever (van regulier tot natuurvriendelijk, en van intensief beheerd tot extensief) op biodiversiteit, bodemprocessen en verdienmodellen.

Regelgeving bepaalt dat rond ieder perceel een rand van minimaal 1.5 meter vrijgehouden moet worden van toevoeging van (kunst)mest. Dit om uitspoeling van voedingsstoffen van percelen naar het oppervlaktewater te minimaliseren, ter verbetering van de waterkwaliteit. Natuurvriendelijke oevers die zijn aangelegd zijn 5 meter breed, afgevlakt, hebben een hoge grondwaterstand, worden niet bemest en extensief beheerd.

Welke ingrepen we in 2024 centraal stellen en willen onderzoeken werd via een Mentimeter-enquête na de lunch geïnventariseerd. Wat naar voren kwam is dat men door wil gaan met het onderzoek naar natuurvriendelijke oevers, maar dat we daarbij ook graag meer willen weten over de potentiële effecten van waterstandverhoging op oevers en het verhogen van de grondwaterstand in graslanden via drukdrainage of greppelinfiltratie van graslanden. Wat zijn hiervan de effecten op soorten, ecosysteemprocessen en verdienmodellen? Maar er zijn ook meer specifieke onderzoeksvragen voorgesteld. Komende maanden gaan we ons beraden over het onderzoeksprogramma en hoe we de vragen kunnen uitzetten en beantwoorden.

Excursie natte teelten Zuiderveen

Onder leiding van Roel van Gerwen (Landschap Noord-Holland) hebben we een bezoek gebracht aan de experimenten in het Zuiderveen bij Assendelft, in het kader van het NOBV (Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden).

Hier wordt door verschillende organisaties, deels vertegenwoordigd in VeenVitaal, onderzoek gedaan aan natte teelten, met name het kweken van lisdodde (Typha latifolia en T. angustifolia) en elzen en wilgen, met als doel bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Lisdodde is te gebruiken als veevoer en er kunnen bio-isolatieplaten van gemaakt worden voor de isolatie van gebouwen.

Er is ook geëxperimenteerd met het telen van kroosvaren (Azolla filiculoides) als eiwitbron voor vee, maar dit bleek niet succesvol, mede door snuitkever-aantasting. Roel vertelde bij de verschillende proefvlakken waar ze in het onderzoek zoal tegenaan zijn gelopen en wat de eerste bevindingen zijn. Zo laat de aanwezigheid van zeeaster (Tripolium pannonicum) en goudknopje (Cotula coronopifolia) duidelijk zien dat er verbrakking optreedt (het Zuiderveen ligt naast het brakke Noordzeekanaal), een uitdaging voor het telen van lisdodde. Het was een inspirerende excursie, met een goede inkijk in de mogelijkheden, maar ook de moeilijkheden, die natte teelten bieden om een aantal uitdagingen in het veenweidegebied het hoofd te bieden. Tijdens de excursie vond Maurice La Haye (Zoogdiervereniging) keutels van de Noordse woelmuis, een kritische en iconische soort van veenweiden. Deze vondst, samen met onze resultaten over het vóórkomen van bodemfauna in de oevers van de lisdoddevelden, geeft aan dat natte teelten ook kansen bieden voor biodiversiteit.

Voor meer informatie: m.p.berg@vu.nl